De lokale heffingen vormen een belangrijk bron van inkomsten en zijn onderdeel van de gemeentelijke beleidsvrijheid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in heffingen waarbij de besteding van de opbrengsten vrij is (de zogenaamde belastingen) en heffingen waarvan de opbrengst gebonden is (zogenaamde heffingen en retributies).
In de begroting wordt een raming afgegeven van de verwachte opbrengst aan belastingen en heffingen, die berekend is op basis van de kadernota 2024 (uitgangspunten voor de tariefontwikkeling) en de begroting 2023 (bedragen). De definitieve vaststelling van de tarieven gebeurt echter niet bij de begroting, maar separaat bij raadsbesluit eind 2023, waar de belastingverordeningen 2024 worden vastgesteld.
De belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk tarievenbeleid zijn:
- Het toepassen van een jaarlijkse indexering voor loon- en prijsontwikkeling, voor zover wettelijk toegestaan;
- Het hanteren van maximaal kostendekkende tarieven;
- Terughoudendheid ten aanzien van verhoging lokale lastendruk.
Indexering
De definitieve tarieven worden in de raadsvergadering van december, tegelijk met de belastingverordeningen 2024, vastgesteld. De uitgangspunten, zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van de Kadernota 2024, zijn
Indexatie (in percentage) | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 |
---|---|---|---|---|
Heffingen (80% loon/ 20% prijs) | 4,94 | 4,96 | 4,16 | 3,68 |
Inkomsten (belastingen, huren et cetera) | 3,9 | 1,6 | 1,6 | 1,6 |
Besluitvorming over bovenstaande uitgangspunten heeft plaatsgevonden in de raadsvergadering van 6 juli 2023. Na besluitvorming over de Kadernota 2024 is het definitieve percentage waarmee de dienstverleningsbijdrage van de AA organisatie wordt verhoogd bekend geworden (8,7%). Omdat het merendeel van de activiteiten die resulteren in leges worden uitgevoerd door de AA-organisatie doen wij een gewijzigd tariefvoorstel: de legestarieven worden verhoogd met 8,7% met uitzondering van die waarvoor een wettelijk gemaximeerd tarief geldt.
Voor de retributies zoals bouwleges, grafrechten, afvalstoffenheffing en rioolheffing wordt uitgegaan van kostendekkendheid.
Om de begrote opbrengsten te realiseren kunnen als gevolg van nadere preciseringen/ontwikkelingen nog kleine afwijkingen ontstaan in de nu vermelde tarieven.
Kostendekkende tarieven retributies
Uitgangspunt bij de retributies is maximaal 100% kostendekkendheid. Daarbij geldt dat voor alle kosten die we kunnen toerekenen dat ook doen.
In 2023 wordt daarnaast een nader onderzoek uitgevoerd naar de kostendekkendheid van de leges. Door de invoering van de Omgevingswet in 2024 moeten er veel inhoudelijke keuzes worden gemaakt en zijn de structurele financiële gevolgen in deze fase nog moeilijk in te schatten. Ook op landelijk niveau zijn nog niet alle financiële effecten van de stelselwijziging volledig in beeld. De uitkomsten van de keuzes die zijn gemaakt worden in de loop van 2024 gepresenteerd.
Toerekening van kosten straatvegen en baggeren
Voor wat betreft de kosten van straatvegen en baggeren is een matrix opgesteld ter onderbouwing van het deel van de toe te rekenen kosten aan de rioolheffing en de afvalstoffenheffing.
Deze matrix is een handreiking van de VNG waarbij een beredeneerde inschatting is gemaakt van de toe te rekenen kosten in de Aalsmeerse situatie. Naar aanleiding van een extern onderzoek in 2021 naar de kostendekkendheid van tarieven (voortvloeiend uit de motie RAP-raad) is de matrix geactualiseerd en verder verfijnd.
Overhead
Voor het bepalen van kostendekkendheid van lokale heffingen moet extracomptabel overhead worden toegerekend. Conform de financiële verordening vindt toerekening van overhead plaats op basis van directe ambtelijke capaciteitsinzet. In programma 7 Overhead is de berekening van het overheadpercentage (2024: 77%) opgenomen.
Dit overheadpercentage wordt in alle kostenopstellingen voor tariefberekeningen gehanteerd.
Ontwikkelingen
In 2023 zijn in heel Nederland substantieel meer WOZ-bezwaarschriften ingediend tegen de vastgestelde WOZ-waarde. Met name door zogenaamde “No Cure No Pay” bedrijven die handig gebruik maken van de wettelijke proceskostenvergoedingen die substantieel ruimer zijn dan hun gemiddelde kosten die aan een bezwaarschrift hangen.
Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) is bezig met reparatiewetgeving om dit oneigenlijke gebruik van de proceskostenvergoeding in te perken. Indien het echter niet lukt, om dit voor belastingjaar 2024, vastgesteld te krijgen zal het aantal WOZ-bezwaarschriften voor 2024 naar verwachting niet dalen.
Door de ontstane situatie is er het risico dat de afhandeling van WOZ-bezwaarschriften niet met de beschikbare capaciteit is te realiseren binnen de wettelijke termijn. Het financiële risico is dat hiervoor extra inhuur noodzakelijk is, de te betalen proceskosten stijgen en mogelijke extra kosten van immateriële schadevergoeding.